Dankbaarheid

Dan vier je met elkaar een Dank – en Oogstdienst. En dan hebben we een fantastische week achter de rug met de inzameling van allerlei goederen voor de Voedselbank. En dan staan we met elkaar stil bij het begrip dankbaarheid.

Dankbaar zijn hebben we aangeleerd. Als je op je verjaardag een cadeautje kreeg van een tante, dan zei je moeder: “En wat zeg je dan?” En dan moest je zeggen: “Dank U wel!” Daar begint het mee, met ‘Dankuwel’ zeggen.

Het is dus een soort beleefdheidsvorm, dat om te beginnen. Zelfs tegen de postbode zeg je nog: ‘Dank je wel’, als hij je het zoveelste bol.com-pakket heeft overhandigd. Maar het is ook meer.

Echte dankbaarheid is een gevoel, een emotie. En daarbij zijn dan twee dingen van belang. Het gaat om iets, wat jij krijgt, zonder dat je het zelf verdiend hebt of zonder dat je er zelf recht op hebt. Voor je salaris hoef je niet dankbaar te zijn, want daar heb je gewoon recht op. Je kunt er wel blij mee zijn, of je kunt vinden dat het te weinig is, maar daar blijft het ook wel een beetje bij. Het gaat vervolgens om dingen die je zelf niet bedacht hebt of waar je zelf niet toe in staat was. Zo kun je dankbaar zijn voor je kinderen. En even afgezien van de liefdesdaad die daarvoor nodig is, wij kunnen het leven niet maken, het is ons gegeven, en zeker als alles min of meer goed gaat, kunnen we dankbaar zijn voor het leven dat wij in onze kinderen hebben gekregen.

Dankbaarheid is ook een geloofsdaad. Er staat in de Bijbel zelfs een opdracht tot dankbaarheid: “Weest dankbaar.” En dat is op zich niet eens onlogisch. Wij geloven, dat het leven ons gegeven is. En niet alleen ons, maar ook alle mensen om ons heen. Ook zij hebben het leven van onze Schepper ontvangen, en als zodanig zijn zij als Zijn schepselen ook ons gegeven. Dankbaarheid voor het leven, dankbaarheid voor de mensen die jou gegeven zijn – het is nogal wat. En als die mensen die jou gegeven zijn, ook nog eens het goede aan en voor jou doen, dan rest er niets dan dankbaarheid.

Dankbaarheid is ook een kunst, een vorm van levenskunst. Het thema van de Startzondag was: ‘Het Goede Leven’. Binnen het concept van het goede leven past dankbaarheid als levenshouding uitstekend. Zoals iedereen misschien wel herkent, zijn er mensen in deze wereld die in een soort permanente staat van dankbaarheid lijken te verkeren. Met het minste of geringste zijn ze blij, en alles aanvaarden ze als een zegen van de Allerhoogste. Fantastisch. En die levenshouding is ook een soort permanente oriëntatie, laat ik het kort zeggen, op de hemel en op God zelf. Want wie in al het goede de hand van de Eeuwige ziet, moet wel een blij en dankbaar mens zijn, een gelukkig mens. Dankbaarheid is de terugweg van de zegen. Dankbaarheid is het antwoord op al het goede dat we kunnen ervaren.

En als dankbaarheid de grondslag, de grondhouding van je leven is, kun je veel meer aan dan wanneer je alleen maar negatief bent, overal kritiek op hebt, gespitst bent op wat er verkeerd kan gaan, argwaan toont naar alles en iedereen; enfin, daar hoef ik niet over uit te weiden.

Dankbaarheid gaat dus over dingen of gebeurtenissen die voor jou waardevol zijn, en die een ander zonder enige verplichting aan jou doet. Nou, daar kun je als mensen onder elkaar heel veel over zeggen, en dat moet je ook doen. Hoeveel waardevolle dingen doen andere mensen jou aan, terwijl je daar niet eens om gevraagd hebt, bijvoorbeeld? Maak daar eens een lijstje van voor vandaag, en de komende dagen.

Maar als je dat ook doet in de richting van je Schepper, dan wordt het allemaal nog dieper en voller, breder en intensiever. Waardevolle dingen zonder enige verplichting. Begin dan maar bij het leven zelf. We hebben het gekregen, en het is ons meest waardevolle bezit. We hebben er zelf niks aan gedaan, maar het is ons grootste goed. En was de Heer, onze God, verplicht om ons dit leven te schenken? ‘k Dacht het niet.

Onlangs las ik een paar tips van Ignatius van Loyola om om te gaan met crises, zoals de huidige coronacrisis. Eén zin trof me in het bijzonder: “Elk moment is een uniek en kostbaar geschenk”. Elk moment in ons leven is een van God gegeven moment, en dus een van God gegeven geschenk. Elk moment. En ook al gebeuren er geen bijzondere dingen in dat moment, er liggen wel bijna altijd kansen, mogelijkheden om die dingen te doen die we zelf waardevol vinden. En daarom zijn zelfs de dingen die we voor ons zelf doen, en die wij voor ons zelf waardevol vinden, redenen voor dankbaarheid.

Niet elk moment bevat uitsluitend het goede of de zegeningen van de Allerhoogste. We kennen allemaal momenten van verdriet en tegenslagen, momenten waar weinig goeds aan te ontdekken is. Maar op de één of andere manier wegen het verdriet, de rouw, tegenslagen, de ruzies en de onenigheden niet op tegen de veerkracht en de energie, tegen de spiritualiteit en de creativiteit die we als Gods mensen nu eenmaal in ons hebben. En per saldo, soms na heel zware maanden of misschien zelfs jaren, kunnen we dankbaar zijn dat we de crisis beter uitgekomen zijn dan we er ingegaan zijn. Soms gaat dat helemaal niet, dat weet ik ook, maar in heel veel gevallen gelukkig wel.

Dankbaarheid, dankdag, dankbaarheid. Is dat te leren? We zijn misschien niet zulke dankbare mensen. En we vinden het wel prima. We danken toch voor ons eten, wat wil je nog meer?

Het gekke is, dat je je er wel degelijk in kunt trainen. Sta op geregelde tijden stil bij de dingen die je in de afgelopen dag of de afgelopen uren hebt meegemaakt. En vraag je je dan af, hoeveel dingen er geweest zijn die voor jou waardevol waren, en die je van een ander aangereikt hebt gekregen. Niet vragen: ‘Wat is er allemaal mis gegaan’, maar ‘Waar kan ik een teken, een signaal ontdekken van het goede dat de Allerhoogste mij door zijn mensen mee wil geven?’

En om al die ervaringen niet te vergeten, is het handig om ze simpelweg bij te houden. Klein schriftje, Word-bestand, gele Post-itblaadjes, het maakt niet uit. Want je bent heel snel vergeten wat de redenen tot dankbaarheid van gisteren waren.

Dankbaarheid ervaren is ook in dankbaarheid leven. Je ontkomt er bijna niet aan om veel en veel vaker tegen anderen simpelweg te zeggen: “Heel hartelijk dank voor wat je nu weer voor me gedaan hebt!” En laten we dan vooral, of om mee te beginnen, afleren om te zeggen: “Geen dank!”. Want dankbaarheid heeft iets wederkerigs, het maakt onderdeel uit van een relatie. Dankbaarheid is eerbied voor wat jou overkomt. En dat mag je nooit afwimpelen.

Misschien moeten we het de komende maanden veel vaker over dankbaarheid gaan hebben, over de blijdschap van de dingen die ons overkomen, juist in deze vreselijke coronatijden. En misschien dat we dan ook wel mogen gaan vaststellen, dat een dankbare levenshouding een heel goed medicijn is tegen negativiteit, moedeloosheid en opgebrandheid.

Ik sluit af met de woorden van Paulus uit 1 Thessalonicensen 5: 18: ‘Dankt God in alles!’ Alles!

Amen.

De nieuwste Staphorster variant

Bij de berichten van vanochtend over de wijziging van het maximum aantal kerkgangers kon ik de pen niet stilhouden. Ik lees hier en daar wel wat meer verontwaardiging, maar ik weet niet of die zich ook op de PKN zelf richt. Wat mij betreft kan de PKN niet vaak genoeg gewezen worden op de afwezigheid van enige noodzaak tot dit besluit, en de schade die het veroorzaakt. Dit heb ik aan de PKN gemaild (nu in pdf-formaat)

Wanneer zal ik Hem weer loven, juichend staan in zijn voorhoven?

Net als de dichter van Psalm 42 heb ik een heleboel vragen over het ‘juichen in zijn voorhoven’. Gisteren is er een memo van een zelfbenoemde werkgroep de wereld in gestuurd over het zingen in de kerk, en na bestudering daarvan blijven er alleen maar vragen over. Een selectie van acht.

1. Waarom bestaat het grootste gedeelte van het advies uit een tekst die op 20 mei (inmiddels 6! weken oud) kennelijk nog gold?
De stellingen en uitgangspunten zijn door het RIVM allang achterhaald.

2. Waarom presenteert deze groep van zeven mensen zich met 12 universitaire titels, terwijl er geen één wetenschappelijke bron in het stuk staat?
De werkgroep bestaat volgens de tekst die ze zelf hebben opgesteld, uit mensen die “goed bekend (zijn) met de kerkelijke praktijk in Nederland”, maar het is hun kennelijk ontgaan dat geen enkele dominee zich nog met haar of zijn wetenschappelijke titel tooit. Een autoriteitstopos?

3. Hoe komen deze deskundigen erbij, dat kerkdiensten een ‘super spread event’ zijn?
Zelfs het RIVM (toch bepaald niet mijn grootste vriend in deze materie) wijst er nadrukkelijk op, dat er slechts één geval geweest is tijdens de crisis, van besmettingen die in een kerkgebouw zijn ontstaan; dat was Frankfurt, 10 mei 2020. En daarbij is ook helder geworden, dat dat niet te maken had met de dienst, maar met allerlei nevenactiviteiten zie dit artikel uit de Frankfurter Allgemeine, tussenkopje ‘Enge Gemeinschaft’; screenshot hieronder).

Als er al kerkdiensten aan te wijzen zouden zijn, dan hebben de besmettingen zich voorgedaan vóórdat de maatregelen in werking waren getreden. Voor wie toch naar Goeree-Overflakkee wil kijken, de beroemde kerkdienst van 8 maart was niet de bron van besmetting, de besmette mensen waren al besmet voor ze naar die dienst gingen, en ook nog met verschillende varianten van het onderzoek. Zie deze en deze link.
Als er al kerkdiensten aan te wijzen zouden zijn, dan hebben de besmettingen zich voorgedaan vóórdat de maatregelen in werking waren getreden.
Ook wijst het RIVM erop, dat de besmettingen in diensten van andere bronnen kan komen, of zelfs niets met samenzang te maken hebben.

4. Waarom richt het advies zich uiteindelijk op slechts één onderdeel: ventilatie?
Buitengewoon hinderlijk is het gegeven, dat één van de leden van de zelfbenoemde werkgroep een bedrijf in klimaattechniek runt, en dat het advies uiteindelijk uitsluitend betrekking heeft op klimaattechnologie. Zelfs bij de vraag hoe veel tijd er moet zitten tussen twee kerkdiensten, wijst de werkgroep alleen maar op ventilatie. Schoonmaken en desinfecteren (wat je daar verder ook van mag vinden) komen in het advies niet voor.
Het advies kan zelfs de schijn van belangenverstrengeling niet tegengaan!

5. Waarom is deze werkgroep strenger in de leer dan het RIVM?
Het RIVM verwijst in zijn rapport naar een advies van de Wereld Gezondheidsorganisatie, en dat voldoet kennelijk voor het RIVM, ook al stamt het uit 2009! Ook wordt verwezen naar het Bouwbesluit, maar nergens maakt het RIVM verschil in grootte van gebouwen waarin die regels van toepassing zijn. De differentiatie die de werkgroep maakt, is niet ingegeven door het RIVM of één van bovengenoemde bronnen. Vooralsnog ontbreekt iedere onderbouwing voor het onderscheid tussen grote, middelgrote en kleine kerken. Ook is er geen ruimte voor goed geventileerde moderne, kleine kerkgebouwen. De vraag is en blijft: waarom?

6. Waarom moeten de lieve en welwillende kerkenraden op de valreep nog met zoveel nieuwe regels geconfronteerd worden?
De gewone eisen van het RIVM zijn helder, wat je er verder ook van vindt. Zingen op anderhalve meter afstand, ventileren, de rest van het protocol en that’s it. De protocollen die de PKN heeft opgesteld zijn al zo arbeidsintensief, waarom moet daar een rekentool bij komen, die verder niemand van ons vraagt? De kerk vraagt het niet, het RIVM niet, de noodverordeningen niet, dus waarom?

7. Waarom ondersteunt de werkgroep de algemene uitspraak van het RIVM inzake het uiterst  geringe besmettingsrisico van zingen niet?
Aan het eind van het eerder genoemde rapport staat deze onthutsende zin:
Er zijn geen wetenschappelijke studies beschikbaar over aerosolen tijdens het zingen, of die uitwijzen dat zingen leidt tot aerogene transmissie van coronavirussen. Dit in tegenstelling tot sommige andere ziekteverwekkers zoals bijvoorbeeld tuberculose.
Als het niet zo Telegraaf-achtig gestaan zou hebben, zou ik deze woorden wel in chocoladeletterformaat hebben willen weergeven. Zie hier de bron:


I rest my case.

8. Wanneer zal ik Hem verhogen, juichend staan in zijn voorhoven?
Dat blijft de vraag. Volgens de werkgroep kan dat nog wel even duren voordat gemeentezang overal weer te horen is. Maar als bovenstaande vragen geen afdoend antwoord krijgen, is het antwoord wat mij betreft: morgen!


Middelharnis, 3 juli 2020

Jan de Visser

Corona en de kerk

Het nieuwste protocol van de PKN druist in tegen de wettelijke verhouding tussen de overheid en de kerk, en past bovendien niet in de verhouding tussen de landelijke kerk en de plaatselijk gemeente. Dat de ‘adviezen’ de moeite van het bestuderen en opvolgen waard zijn, is een andere kwestie.

Daarom dit artikel, zie deze link.

Moeders in de Bijbel

In de afgelopen week heb ik elke dag een ‘Moeder in de Bijbel’ belicht. Zes moeders, redelijk willekeurig gekozen. En wie staat er dan op de 7e dag in de serie centraal? Dat is natuurlijk jouw moeder, jouw eigen moeder.

Welke moeders het waren? Hier komen ze:

Eva, Sara (of Saraï of Sarah), Rachel, Zippora, Rizpa (Wie? Precies!) en Hanna. En bij die verhalen heb ik ook nog leuke plaatjes gezocht.

Veel leesplezier!

Houd dan de lofzang gaande, of hoe om te gaan met de heer Corona

We hebben binnen de Exodus-gemeente van Middelharnis-Sommelsdijk besloten de kerkdiensten in de komende weken in aangepaste en afgeslankte vorm door te laten gaan. Normaal gesproken zitten er bij een reguliere dienst ongeveer 180 personen in de kerk. We gaan er vanuit, dat er veel kerkleden zijn, die uit het advies van de RIVM en de PKN afleiden, dat het verstandig is om bijeenkomsten met meer dan 100 personen te vermijden. Dat geldt onder andere voor de bijzondere risicogroepen: mensen die in de zorg werken en ouderen. Die gemeenteleden blijven dan gewoon thuis, en luisteren mee via kerkomroep.nl en kerkdienstgemist.nl.

Op die manier ontstaat er ruimte om de diensten wel door te laten gaan. Ook zonder extra maatregelen, zo is de verwachting, zal het aantal bezoekers onder de 100 blijven. Op de eerstvolgende zondag, 15 maart, kunnen we vaststellen, of dit ook zo is. Zo ja, dan zullen de diensten op 22 en 29 maart ook gewoon doorgang vinden, zij het dus in die aangepaste en afgeslankte vorm. Mocht het aantal bezoekers toch in de buurt van de 100 te komen, dan gaan we ervan uit dat de laatkomers er begrip voor hebben, dat wij op grond van alle publieke en kerkelijke adviezen een bezoekersstop instellen. Dat zou betekenen dat we voor de zondagen daarna op een andere manier het aantal bezoekers moeten gaan beperken tot 100.

Waarom hebben wij dit besluit genomen, en waarom hebben we niet radicaal het advies van het RIVM en de PKN opgevolgd, en de diensten voor de komende drie zondagen afgelast?

In de eerste plaats is de verwachting sowieso, dat er na deze week veel minder mensen naar de kerk zullen komen, waardoor het advies helemaal niet van toepassing is. Maar daar ligt nog wel wat meer onder.

Een van de kerntaken van de christelijke gemeente is ‘de lofzang gaande houden’. Ook al doe je dat maar met een klein groepje, en ook al weet je dat grote delen van de gemeente niet aanwezig zullen zijn – toch kun je op deze manier die lofzang gaande houden.

Daar komt bij dat de verbondenheid binnen de gemeente hierdoor zichtbaar en voelbaar wordt: de kleine groep kerkbezoekers kan aan die verbondenheid op tal van manieren vormgegeven, en de thuisblijvers – of ze nu via internet meeluisteren of niet – weten dan dat hun medegemeenteleden voor en namens hen zingen en bidden in de kerk, waar ze niet fysiek aanwezig kunnen zijn.

Vervolgens willen we niemand de wet voorschrijven; zo zit de Exoduskerk niet in elkaar. We willen de mensen die wel naar de kerk willen komen, tegemoetkomen door een aangepaste en afgeslankte dienst aan te bieden. En naar het zich laat aanzien kan dat zonder dat de adviezen genegeerd worden.

Tenslotte is natuurlijk een rare gedachte dat we in tijden van een (naderende) ramp de kerkdeuren dicht doen. In het verleden liepen de kerken juist vol, als zich in de hele maatschappij iets voordeed waardoor die maatschappij op zijn grondvesten stond te schudden. In tijden van oorlog en epidemieën zochten mensen elkaar op, juist voor het aangezicht van God, om te zingen en te bidden, en uit te spreken dat wij kwetsbare, broze en afhankelijke mensen zijn. We gaan alles proberen om dat voort te zetten.

Kwetsbaar, broos en afhankelijk; over Mozes, Jezus en het corona-virus

Eén van de meest onbegrijpelijke bijbelpassages staat in Exodus 4: De Heer zocht Mozes te doden. Maarten ’t Hart is voluit over deze passage gestruikeld, en het is ook redelijk onbegrijpelijk – op het eerste gezicht. De angst waarmee Mozes zijn kersverse roeping tegemoet trad, is wél verklaarbaar en zeer actueel. De preek over deze passage en over de verheerlijking op de berg (Mattheüs 17) is hier te lezen en hier te beluisteren. En ja, alle onderwerpen uit de titel komen langs (en nog meer zelfs)!

God woont in de woestijn

De preek van zondag 1 maart 2020 kun je hier lezen, en hier beluisteren. De boodschap is er weer één van een heerlijke tegenstelling: God woont in de woestijn. Niet echt natuurlijk, maar wel in de verhalen van Mozes bij de brandende braamstruik en – niet te vergeten – van Jezus, die in de woestijn zowel zijn Vader ontmoette, als diens grootste tegenspeler!

Preek over roeping en volgen

Nav Mattheüs 4: 12 – 25

Roeping

Met zo’n bootje erbij is het vrij goed uit te leggen wat roeping is.

Je heet, stel, Petrus. En je woont in Kapernaüm. Het college van b& w heeft zojuist de naam van je dorp veranderd in Kafarnaüm, maar daar heb je mee leren leven.

Je kent de geruchten, de verhalen over rabbi Jezus.

De man die hier sinds kort is komen wonen. Hij komt uit Nazaret, maar ja, kan uit Nazaret iets goeds komen? Dat is wel een vraag.

Maar de verhalen over Hem zijn wel indrukwekkend. Hij is zelfs een keer van Nazaret helemaal naar de Dode Zee gelopen, toch een kleine 120 km, om zich te laten dopen door Johannes de Doper, een woestijnprofeet zoals Elia ooit was. En, heel bijzonder, bij die doop daalde de Heilige Geest in de gedaante van een duif op die Jezus neer. Hoe speciaal!

Je zou erbij hebben willen zijn, je zou dat meegemaakt willen hebben.

Hij is toen een tijdje zelf in de woestijn geweest, en heeft daar meegemaakt hoe de duivel je kapot kan maken. Maar Jezus heeft die tijd en die boze geest weerstaan, Hij is er sterker uitgekomen dan Hij er in is gegaan. Dat is toch niet normaal!

Sommige mensen spreken van de Zoon Gods. Anderen noemen Hem de Messias.

Hij heeft een boodschap die honderden mensen aanspreekt.

Hij heeft nog een tijdje in de buurt van die Johannes de Doper gewoond, en daar misschien nog veel bijzondere dingen meegemaakt.

Maar toen gebeurde er iets vreselijk. Die Johannes de Doper is gevangengenomen. En kijk, de reden weet niemand precies, maar die Jezus is toen teruggekomen naar Galilea. Hij is nu ongeveer dertig, en Hij wilde niet meer bij zijn ouders in Nazaret wonen. Niet dat Hij ruzie had of zo, maar gewoon.

Hij heeft toen een huis gevonden hier in Kapernaüm.

En er zijn heel veel mensen die achter Hem aanlopen, en die met Hem weglopen. Ik snap dat wel een beetje geloof ik.

Hij is heel anders dan andere rabbi’s, heb ik gehoord. Hij vertelt mensen de echte waarheid, zowel van hun eigen leven als van onze geestelijke leiders. Hij troost, en Hij geneest, Hij bidt en Hij legt moeilijke dingen uit.

En kijk, kijk, Andreas, kijk, daar komt-ie aan, daar is Jezus, daar in de verte!

Hij komt steeds dichterbij. Het lijkt wel alsof Hij doelbewust op ons afkomt. Hoe kan dat nou? We zijn de netten aan het schoonmaken!

En dan gebeurt het. Jezus spreekt Petrus en Andreas aan.

‘Goedemiddag, ik ben Jezus. Fijn om jullie hier even te kunnen spreken. Tjonge wat een werk hier. Enne, jij heet Petrus, en dat is je broer Jakobus, nee, Andreas? Mooi, aangenaam.

Jullie hebben het misschien al gehoord. Ik reis door de streek om een heel bijzondere boodschap te verkondigen. Die hoor je niet van anderen, omdat die veel meer met zichzelf bezig zijn dan met het echte Woord van God. Mijn oproep aan iedereen die het horen kan, is deze: Kijk eens goed naar jezelf, ben je wel echt goed bezig in je leven? Bezin je eens op wat je aan het doen bent, en denk daarover na. Dan en dan pas alleen kan het Koninkrijk van God nog wat worden op deze aarde. Ik ben er om jullie daarin mee te nemen.

Dat is de boodschap die ik aan iedereen vertel, en blijf vertellen.

Denk na, kom tot inkeer over je leven. Misschien heb je het allemaal goed gedaan in Gods ogen, maar misschien ook niet. Denk na, en blijf nadenken.

Maar als ik jullie hier zo bezig zie, denk ik: Kom maar met mij mee. Als ik het goed heb, snakken jullie ernaar om je leven anders in te richten. Om de dingen anders te doen dan de meeste mensen. Natuurlijk zijn er een heleboel mensen die het mooi vinden wat ik zeg, en ze zullen ook wel blijven nadenken over hun leven en dat misschien anders inrichten. En daar ben Ik erg blij om. Maar jullie hier, Petrus en Andreas, jullie zou ik willen vragen: Kom achter Mij aan, en help Mij mijn boodschap uit te dragen. Jullie zijn vissers, en de vissen die jullie vangen zijn bedoeld voor de consumptie. Ik zie een heel andere perspectief in jullie: jullie kunnen beter vissers van mensen worden en die binnenbrengen in het Koninkrijk van God. Het zou zo gaaf zijn, als er heel veel mensen dat perspectief van Gods Koninkrijk helemaal toe zouden laten in hun leven. Soms is daar een forse ommekeer voor nodig, soms ook niet.

Volg Mij maar. En kijk, daar zijn er nog meer, die Ik graag mee zou willen hebben.’

En Jezus stapt naar de firma Zebedeüs ‘voor al uw visproducten’, en vraagt daar aan Jakobus en Johannes of ze Hem ook willen volgen.

Je zult maar Petrus heten. Of Andreas, of Jakobus of Johannes. Weg visserijverleden, weg het vertrouwde leven van alledag. Weg uit de eigen comfortzone, weg bij vader, moeder, vrouw en kinderen vandaan.

Ze zijn geroepen. Door Jezus zelf.

Er is iets in hen wakker geroepen, een besef, een gevoel dat er al wel was, maar nu pas echt voelbaar en merkbaar is. Ze wilden dat er iemand was die hen over de drempel trok. En hoe Jezus dat weet? Dat is een raadsel. Misschien straalde dat wel van hen af, en misschien wilden ze gewoon tegendraads zijn. Geen idee.

Met Jezus is er nieuw licht aangegaan in Galilea. Niet voor niets haalt Mattheüs de evangelieschrijver Oudtestamentische woorden aan. Over het Galilea der heidenen schijnt nu een groot licht, en dat heet Jezus.

Roeping betekent voor Petrus en zijn maten dat er iets in hen wakker is geroepen, dat nooit meer gaat slapen. Ja natuurlijk wisten ze wel, dat er iets moest veranderen, maar ja wat precies. En ben ik dan de aangewezen figuur om daar iets aan te doen? Het is zo anders, zo nieuw en onbekend, daar kun je toch niet zomaar aan beginnen!?

En dan komt er een stem. Van God, van Jezus, van de gemeente, en die zegt: ga je eens inzetten voor het Koninkrijk van God.

Dan komt er een profeet, en die vertelt dat het Koninkrijk van God voor het oprapen ligt. We kunnen, zo blijkt uit de woorden van die Jezus, dat Koninkrijk zo invullen. Inzicht en inkeer, een duidelijke beslissing in je leven, en je bent er.

Nou ja, zo makkelijk is het ook niet, maar bij wijze van spreken. En dan kun je niet anders dan uit je bootje stappen, en Hem volgen.

Je zou het op twee niveaus kunnen benaderen. Aan de ene kant is er de algemene oproep van Jezus om tot inkeer te komen. Dat begint met bezinning over de grote vragen: wat kan ik als klein mens bijdragen aan het Koninkrijk van God op deze aarde. En dan denk ik: Kijk maar om je heen. Overal waar liefde, ontferming en eerlijkheid ontbreekt, daar valt iets te doen. Verontwaardiging over het feit dat er nog steeds mensen in armoede leven, terwijl enkele tientallen miljonairs en miljardairs niet weten wat ze met hun geld moeten doen. Inzet voor onrecht, niet alleen omdat wij nu eenmaal wetten hebben die door iedereen nageleefd moeten worden, maar om mensen tegenover hun Schepper, hun medemens en zichzelf tot hun recht te laten komen. Afkeer van systemen, waarin mensen als nummers en onmondig vee behandeld worden. Gaat u zo nog maar even door. Hoe verhoudt ons leven zich tot het Koninkrijk van God, dat soort vragen. En die leiden als het goed is, tot beweging, verandering in je eigen leven en in de wereld om je heen.

Het andere niveau is dat van Petrus en zijn kompanen. Zij worden actief tot zeer actief. Waarschijnlijk hadden ze het gevoel dat er iets moest gebeuren, wel in zich, maar de concrete roepstem van Jezus heeft hen ervan overtuigd dat ze niet konden blijven hangen bij zo’n algemeen gevoel van ‘er moet wel iets gebeuren, maar ik weet ook niet precies wat.’

Ze zijn zonder enige tegenspraak achter Jezus aangelopen. Ze hebben hun bootje, hun comfortzone verlaten, en ze hebben er geen moment spijt van gehad. Geen enkele discipel van Jezus heeft spijt van het feit dat hij of zij de roepstem van Jezus heeft gevolgd.

Roept Jezus vandaag de dag nog op deze manier? En hoe zit dat met het Koninkrijk van God dat dan zogenaamd zo nabij is?

Dat deze wereld niet de ideale wereld is, ach daar zijn we het snel over eens. En dat we er iets aan moeten doen, dat snappen we ook nog wel. Maar wat dan?

Een paar ideeën.

  1. Kijk eens om je heen, gewoon in je eigen wereld, of je dingen ziet, die thuishoren in het Koninkrijk van God, of die daarvandaan komen. Voorbeelden zijn liefde en trouw, onderlinge hulp enzovoort. Zul je zeggen, dat je dat bij niet-gelovigen ook tegenkomt, maar daar heb ik het niet over. Het gaat om de tekenen die bij het Koninkrijk van God horen. Recht doen aan elkaar hoort bij de mens als schepsel van God. Dat soort dingen.
  2. Kijk eens in je eigen hart en leven, die inkeer waar Jezus het over heeft. Ik doe wel van alles, maar als ik daar het perspectief van Jezus of van het Koninkrijk van God eens naast zet, draagt het daar dan iets aan bij? Iedereen heeft wel eens van die momenten waarop hij of zij denkt: ‘Eigenlijk zou ik dit of dat’, maar dan gebeurt het niet. Richting je vader en moeder, of ja collega’s, noem maar op.
  3. Zet je in voor de zaken die kenmerkend zijn voor het Koninkrijk van God. Ik noemde al recht en gerechtigheid. Maar je kunt daar in één adem aan toevoegen: zorg voor de schepping, zorg voor de medemens, zorg voor de onderdrukte en vervolgde mensen. En natuurlijk voor de gemeenschap van gelovigen: blijf elkaar opzoeken, blijf elkaar aansporen om te doen wat nodig is voor het Rijk van God in deze wereld, in onze wereld.
  4. Het is niet alleen een kwestie van Jezus volgen, maar ook net als Jezus worden. Roep zelf mensen op om op hun benen te gaan staan, om in de benen te komen voor het verkondigen, het uitbreiden en intensiveren van het Koninkrijk van God. Houd elkaar voortdurend (of alleen maar eens zo af en toe) de spiegel voor van Gods Koninkrijk: wat kunnen we er samen aan doen om daar meer en meer handen en voeten aan te geven.
  5. En tenslotte en uiteindelijk gaat het om het geloof in je eigen roeping op welk niveau dan ook, het geloof in de gemeenschap hier, en het geloof dat God zelf door Jezus degene is die de roepstemmen laat klinken. Geloof in God en Jezus houdt in, dat je onderdeel bent van het Koninkrijk van die Twee. En als je daarover nadenkt, kun je niet rustig achteroverleunen bij alles wat je om je heen ziet gebeuren. In het Koninkrijk van God zijn we maatjes van Petrus en Andreas, van Jakobus en Johannes. En die namen in het grootst denkbare geloof de grootste stap in hun leven: ze lieten hun oude leven voor wat het was, gaven gehoor aan hun innerlijke stem, en gingen op weg toen Jezus hen onweerstaanbaar opriep Hem te volgen.

Amen.

De revolutie van Kerst

Kerst is revolutie. Dat zit je natuurlijk niet te bedenken als je aan het familiediner zit met de kerstdagen. En ook een week later bij de oliebollen, kan ik mij zo voorstellen dat je niet direct over de revolutie van Kerst nadenkt.

Maar aan het begin van dit nieuwe jaar wil ik toch graag gezegd hebben, dat je eigenlijk niet kunt blijven hangen bij een feel good dinner aan het einde van het jaar.

Ja maar, wat is die revolutie dan? Het kerstverhaal zelf is toch gewoon prachtig, een inspirerend verhaal over een nederige geboorte van een man die later wereldberoemd zal worden?

Dat klopt, dat klopt óók. Maar er is wel veel en veel meer over te zeggen dan dat.

We hebben vanochtend het verhaal gehoord van de Wijzen uit het Oosten; bekend verhaal met een bekend vervolg. Er zijn er liederen over: ‘De Wijzen, de Wijzen, die gingen samen reizen’, enz.

Maar waarom gingen die wijzen reizen, en waarom vertelt Mattheüs dit verhaal? En dan nog een vraag: het hele Oude Testament staat ook bol van de afwijzingen en veroordelingen van magiërs, waarzeggers, tovenaars en noem maar op? Hoe kan het dan, dat uitgerekend deze categorie mensen zo’n grote rol speelt bij de geboorte van Jezus, bij het begin van het christendom? Drie vragen dus.

Het antwoord op de eerste vraag, waarom die wijzen gingen reizen, is lastig te geven. Ik ben geen astroloog, en iedereen die iets over de stand van sterren enzovoort roept, kan van mij bij voorbaat gelijk krijgen. Maar het schijnt zo te zijn geweest, dat in het jaar 7 of 6 vChr. er een heel bijzondere stand van de sterren was. De planeten Jupiter en Saturnus stonden dicht bij elkaar, en dat komt wel eens in de 794 jaar voor. Jupiter geldt als de ster van de wereldheerser, en Saturnus is in het oosten bekend als de ster van Palestina. Beide planeten waren zichtbaar onder het sterrenbeeld van de vissen. En voor doorgewinterde astrologen was het duidelijk: sterrenbeeld vissen, wereldheerser, Palestina: pak je koffers.

De tweede vraag, waarom Mattheüs dit verhaal vertelt, is misschien iets eenvoudiger te beantwoorden. Kort voordat Mattheüs zijn evangelie schreef, namelijk in het jaar 66 na Christus, trok de koning van Armenië, Tiridates, naar Rome om keizer Nero zijn eerbetoon te brengen en tot koning gekroond te worden. Hij deed dat met een gevolg van zijn vrouw, zijn zoons, 3000 ruiters en een grote karavaan, met alle denkbare pracht en praal. Hij trok van de Eufraat naar Rome in een reis die negen maanden duurde. Iedereen in het Romeinse Rijk praatte hierover. Als Mattheüs zijn evangelie opent met het verhaal van Wijzen uit het Oosten, die een wereldheerser in spe gaan vereren, dan snapt iedereen de parallel met het verhaal van de koning Tiridates.

En niet alleen de parallel, maar juist ook de tegenstelling, juist ook het revolutionaire van Mattheüs om precies dit verhaal te gebruiken om het bijzondere karakter van Jezus’ geboorte aan te geven. Deze wijzen gingen niet naar Rome, en kwamen zelfs in Jeruzalem niet op de juiste plek aan. Ze moesten naar een onaanzienlijk plaatsje, zoals Bethlehem. Waar keizer Nero nog een enorm feest heeft aangericht om Tiridates tot koning over Armenië te kronen en natuurlijk vanwege het eerbetoon aan hemzelf, was er niemand die op de komst van deze wijzen had gerekend. Ze zijn ervan uitgegaan, dat het grote feest in Jeruzalem zou plaatshebben. Maar in Jeruzalem was geen koningskind te vinden, en in Bethlehem was al helemaal geen feest; het was een bittere armoede.

Ik zou wel eens willen weten, hoe de eerste toehoorders en lezers van het evangelie van Mattheüs met dit verhaal zijn omgegaan. Het was een directe verwijzing naar een redelijk recente gebeurtenis uit het wereldnieuws. Hopelijk begrepen ze de boodschap: een optocht, die in pracht en praal misschien niet eens echt onder deed voor die van koning Tiridates, kwam uit bij het plaatsje Bethlehem. Over revolutie gesproken!

Maar het wordt nog gekker, ook voor de lezers en hoorders van het eerste uur. Want, wie zei je ook alweer, wie kwamen er uit het Oosten? Magiërs, sterrenwichelaars, waarzeggers. Maar die waren in de Bijbel, althans in het Oude Testament, toch zo ongeveer verboden. Je zou eens moeten googelen of in een concordantie moeten opzoeken, wat er over dit soort mensen alle opgeschreven is. Neem bijvoorbeeld het boek Daniël. Daniël leefde aan het hof in de stad Babel. Hij weigerde zich neer te leggen bij de voorschriften van de koning, maar werd er wel bij geroepen als de dromen van de koning verklaard moesten worden. En hij wilde zich absoluut niet op één lijn stellen met de dromenuitleggers aan het hof van de koning, want zo zegt hij: ‘Mijn uitleg heb ik van mijn God ontvangen.’ En herhaaldelijk wordt Daniël tegenover de magiërs gezet. Zij kunnen niks, en zij bedriegen de hele boel. Zij houden geen rekening met de God van Daniel, en mede daarom steeg Daniël torenhoog boven hen uit. Nou, als je daar het beroemde verhaal van Saul te Endor bij optelt, dan weet je het wel. De waarzegster aldaar riep de geest van Samuel op, en dat heeft Saul uiteindelijk met de dood moeten bekopen. Nee, over waarzeggers, sterrenwichelaars, magiërs enzovoort is het Oude Testament vrij helder: dat zijn afgodendienaars die niet in het land en in de geschiedenis van het volk Israël thuishoren.

Revolutie! Uitgerekend deze mensen, die aan de hand van de sterren hebben vastgesteld, dat er een koningskind in Bethlehem is geboren, uitgerekend deze mensen laten het enorme tekort zien aan geestelijk en spiritueel leven in en rond Jeruzalem. Niemand, maar dan ook niemand in heel Israël is op de gedachte gekomen dat de geboorte van Jezus wel eens heel spectaculair zou kunnen zijn, heel revolutionair. De Farizeeën en de Schriftgeleerden bleven zelfs nadat ze ontdekt hadden, dat er in Bethlehem een koningskind geboren zou worden, rustig thuis. Schokkend! Schokkend! De Verlosser, mogelijk de Messias, is conform de profetieën van Micha geboren in Bethlehem. Maar ze blijven zitten waar ze zaten.

Het is dan ook bedroevend, dat het een geminachte groep buitenlandse sterrenwichelaars is, die wel de tocht naar Bethlehem ondernomen; de rest bleef thuis.

Je zou hier op z’n minst al uit kunnen concluderen, dat er in het geestelijk leven van Jeruzalem nog veel meer dan een revolutie nodig was, om de boel daar een beetje te veranderen. De boel zat daar gewoon weg muur- en muurvast.

Zelfs een boodschap die direct doet denken aan die spectaculaire reis van koning Tiridates, heeft hen niet in beweging kunnen krijgen.

Revolutie in het kerstverhaal, het kerstverhaal als revolutie. Er zitten veel meer elementen van revolutie in de kerstverhalen van Mattheus en Lukas, maar je kunt niet alles in één keer bespreken. Uitdaging: lees die verhalen eens met de bril van de revolutie op.

Leuk, boeiend, interessant, zeker. En nu? Wat kunnen wij daarmee? Het zal u niet verrassen, maar ik heb wel een paar ideeën.

Ten eerste past dit revolutie-idee heel erg goed bij tal van andere verhalen uit de Heilige Schrift. De Bijbelse scheppingsverhalen staan haaks op de scheppingsverhalen van de omringende volkeren. Het voert te ver om daar nu op in te gaan, daar zijn leerhuizen, gespreksgroepen en catechese voor.

De uittocht van het volk Israël uit Egypte is een enorm revolutionair verhaal. In de weken vanaf het Aswoensdag gaan we veel lezen uit ons lijfboek, Exodus. Ook daarin zullen veel revolutionaire verhalen en elementen aantreffen. Oog hebben voor het spectaculaire en revolutionaire van de Bijbelverhalen is een lees– en levenshouding. Er staan eigenlijk maar bar weinig feel good-verhalen in de Bijbel.

Ten tweede is dat een revolutie–aspect een spiegel. En de vraag is dan een beetje in hoeverre zo’n revolutiegedachte bij ons een rol speelt in het leven en geloven. Al die verhalen uit de bijbel waarin er een revolutie nodig is om het vlammetje weer een beetje brandende te krijgen, stellen ons voor de vraag hoe vastgelopen en ingeslapen wij zelf zijn. Bevrijding uit knellende banden kan kennelijk niet zonder slag of stoot. Niet, dat die revoluties altijd met bloed gepaard moeten gaan, want dat was bij de geboorte van Jezus ook bepaald niet het geval. Het gaat om een levenshouding, om een leeshouding ook, waarbij je ver weg blijft van alles wat ingeslepen en ingeslapen is; waarbij je ver weg blijft van alles waarin je vastgezogen zou kunnen komen te zitten; waarbij je voortdurend op zoek bent naar een vlam, naar het vuur van den beginne, naar de geest tussen de regels in plaats van een dorre letter; waarbij vernieuwing, permanente vernieuwing bijna een opdracht is om te voorkomen dat je veroudert en ouderwets wordt; waarbij je elkaar inspireert tot nieuwe dingen zonder bang te hoeven zijn dat de ander jou afrekent op wetten, gewoontes en tradities.

Anders nog iets?

Ten derde, om er toch nog wel iets aan toevoegen, is het volgen van Jezus dus nooit een kwestie van bij de pakken neer zitten, of met de massa meelopen. Het is altijd zoeken en kijken naar ruimte en licht, principieel openstaan voor het onverwachte en het onmogelijke, en daarnaar op zoek gaan. Wees erop berekend, dat je niet bij de groten der aarde uitkomt, maar in een nederig onderkomen. Ga niet op zoek naar steun bij de gevestigde orde, en steun die ook niet, maar bemoei je met de mensen die in die gevestigde orde zijn vastgelopen of daarin niet mee kunnen. Jezus kon uitstekend omgaan met de rijken en de bestuurders van zijn land, maar het heeft Hem er nooit van weerhouden om, zoals ook in Psalm 72 staat, een Redder te zijn van de armen.

Er staat een nieuw jaar voor de deur, en iedereen moet morgen gewoon weer aan het werk of naar school, of gewoon de dingen doen die je gewend was te doen. En je gewone dagelijkse werkzaamheden zijn bijna nooit revolutionair. En daarom is het om aan het begin van dit nieuwe jaar naar jezelf en naar je geliefden, naar de kerk en naar de samenleving te kijken met de bril van de revolutie.

Tenslotte dit punt. De Wijzen uit het Oosten zijn er niet voor teruggedeinsd dat zij hun goud, wierook en mirre moesten afstaan aan een allereenvoudigste baby, en dat ze op geen enkele manier met feestgedruis ontvangen zijn, zoals die koning Tiridates. Ze hadden ook spoorslags terug naar het Oosten kunnen gaan, toen ze hoorden dat ze niet in Jeruzalem moesten wezen. Maar dat hebben ze niet gedaan; ze moesten en zouden het bijzondere koningskind zien en aanbidden, ook al was dat volkomen ongepast en afwijkend van een oorspronkelijke plan.  Ook dat is al spectaculair!

Kerst is revolutie, en dat zal in het leven van Jezus meer en meer duidelijk worden.

Amen.