Huis van gebed of rovershol

Op een paar plaatsen[1] wordt verteld dat Jezus de tafels van de geldwisselaren en de duiververkopers omknikkerde. Hij zei daarbij, dat deze tempel een huis van gebed moest zijn en niet een rovershol of verkoophuis.

Wat was daar nu aan de hand? In het gewone leven konden mensen met Romeins geld betalen, maar in de tempel met apart daarvoor aangewezen geld, speciale munten. Nu hadden de joden die in Israël leefden waarschijnlijk altijd wel tempelgeld op voorraad, maar soms moesten ook zij wisselen. Om Romeinse munten om te wisselen voor tempelgeld traden er priesters op als geldwisselaren. Ook waren er natuurlijk veel buitenlandse joden die in Jeruzalem Pasen kwamen vieren, en die hadden helemaal geen tempelvaluta.

Daarbij komt, dat er een soort tempelbelasting bestond van een halve sikkel, ongeveer twee daglonen[2].

De priesters verdienden goed aan deze valutahandel. Op zich is dat nog niet zo erg, maar dat deden ze dus opzichtig ín de tempel. En dat is op zich nog niet zo erg, maar de opbrengst van deze handel was voor hen persoonlijk. Zo verdienden zij privé geld aan de gelovigen die hun verplichtingen nakwamen. Daar wond Jezus zich, terecht denk ik, nogal over op.

Ongeveer hetzelfde gold voor de duivenhandelaren. Arme mensen, die geen geld hadden om een dier te offeren zoals voorgeschreven (simpelweg omdat dat te duur was), konden volstaan met het offeren van twee tortelduiven of twee jonge duiven[3]. De handel daarin was ook in handen van de priesterklasse, die daar een extra inkomstenbron voor zichzelf in zagen.

Waarom werd Jezus zo kwaad? Omdat er in de tempel misbruik werd gemaakt van de voorgeschreven gewoontes, en omdat de opbrengsten daarvan in de zakken van de priesterklasse verdween.

De vergelijking met de bazaar in de Exoduskerk gaat dus niet op. Hier hebben heel veel mensen volstrekt belangeloos de hele week lopen werken aan de opbouw van de bazaar. En van de opbrengst gaat niets naar de portemonnee van de medewerkers in privé. Iedereen heeft zich met hart en ziel ingezet voor de kerk en niet voor zichzelf of voor eigen gewin. Ik denk, dat als er ontdekt zou worden dat iemand iets van de opbrengst mee naar huis genomen heeft, die persoon volgend jaar niet meer mee mag doen; en terecht.

Tenslotte nog dit.

De tempel was het centrum van het joodse geloof. Op Oudtestamentische wijze gewijd[4]. De handel in munten en duiven was dus ook een rechtstreekse ontwijding van het tempelgebied.

In onze kerken kennen we in principe dit soort wijdingsrituelen niet (meer). In het Dienstboek van de PKN staan wel liturgische suggesties voor de ingebruikneming van een kerkgebouw, maar daar worden het woord ‘inwijding’ e.d. zorgvuldig vermeden. Daarin verschillen de protestantse kerken van de katholieke kerken. In een katholieke kerk is een bazaar als deze ondenkbaar, althans in de ruimte waarin de Mis wordt gevierd.

Middelharnis, 3 november 2018

Jan de Visser


[1]              Mattheüs 21: 13, Lukas 19: 46, Johannes 2: 16

[2]              Exodus 30: 13; 38: 26, 2 Kronieken 24: 6 en 9

[3]              Leviticus 5: 7; 12: 8, Lucas 2: 24

[4]              1 Koningen 8: 1 – 53, 2 Kronieken 5: 2 – 7: 10

Geef een reactie

Your email address will not be published.